Het verzoek om toepassing van artikel 14c Wet Vpb kan uiterlijk worden ingediend totdat het achterwege laten daarvan voor in ieder geval één van de betrokken personen onherroepelijke fiscale gevolgen heeft gehad. In geval de aanslag van de vennootschap niet onherroepelijk en die van de voortzettende aandeelhouder wel onherroepelijk vaststaat, kan toch een verzoek worden ingediend mits bij de aandeelhouder een geruisloze terugkeer het uitgangspunt is geweest.